Nationaal programma voor het behoud van het papieren erfgoed

Mutilaties, een essay van Tijs Goldschmidt

Mutilaties

Nog maar twintig jaar geleden dreigde de teloorgang van een aanzienlijk deel van ons papieren erfgoed zoals boeken, kranten, brieven, prenten en tekeningen. 

Naar schatting verkeerde twintig procent van het papier in Nederlandse bibliotheken in een zo zorgwekkende staat dat het onwenselijk was het nog langer door publiek te laten raadplegen. Vochtschade, schimmelsporen, foxing (vosse- of weervlekken), verzuring en inktvraat zijn belangrijke oorzaken van schade, maar ook de lijm van plakband, roestvlekken van paperclips en spelden. Ik herinner me eens een negentiende-eeuws boek over Suriname te hebben opgepakt dat vermoedelijk in lange tijd niet was beroerd. Toen ik het optilde en schuin voor me hield om erin te gaan lezen, hoorde ik een vreemd geluid. Alsof het plotseling begon te regenen. Waren het korrels die uit het boek naar beneden vielen en tegen de grond tikten? Het geluid hield maar aan. Nee, zilvervisjes, kleine insecten, zo bleek bij nadere inspectie. Welbekende belagers van papier, maar zeker niet de enige dieren die voor papier een bedreiging vormen.

Ik zag een archiefstuk in de Schadeatlas archieven dat ooit door muizen in gebruik was genomen als hol door er een ruim gat in te knagen. Het opengeslagen boek oogde als een papieren maquette van een perfect gelaagd sediment, maar grotendeels afgegraven. Een mijn? De bladzijden die het muizenhol begrensden, lagen keurig horizontaal op elkaar alsof er in het geologisch verleden nooit botsingen van tektonische platen of vulkaanuitbarstingen hadden plaatsgevonden. En stonden die zwarte muizenkeutels op de bodem van het uitgeknaagde boek voor mijnwerkers die als mieren door elkaar krioelden? Een ander boek liep mechanische schade op, de bladzijden zijn ten opzichte van elkaar verschoven, of gescheurd, vele met ezelsoren. Rug, bindingen en enkele hele ribben zijn gebroken waardoor het boek erbij ligt als een geslachte os. 

Het vasthouden, betasten en ruiken van een boek kan een rijke zintuiglijke ervaring zijn. Ik herinner me de eerste keer dat ik een met de hand geschreven en geïllustreerd middeleeuws liedboek in handen hield. Het werd me voorzichtig aangereikt en ik werd door de eigenaar gewaarschuwd het niet te ver te openen, want dan kon de band breken. Ik sloot mijn ogen en betastte de leren buitenkant van het boek dat minutieus bewerkt was zodat er reliëf in de band was ontstaan. Midden op de kaft, de plaats waar eens een ruitvormige edelsteen had gezeten, krulde het leer met rafelranden een eindje op. Ik besefte ineens dat iedereen die in de loop der eeuwen dit boek had vast gehouden en gebruikt daarop of daarin iets van zichzelf had achtergelaten. Het leer voelde eerder verzadigd dan uitgedroogd aan. Zweet, vetvlekken, handcrème, wijn, koffie, spuug, of snot van duizenden die mij voorgingen? Toen ik het boek voorzichtig opende maakte het een licht krakend geluid. Een vreemde geur, een mengsel van droog stof met de aanzet van kruiden maakte zich los. De bladzijden bobbelden, en voelden op sommige plekken gladder aan dan andere. Misschien betrof dat passages in de tekst die aanmerkelijk veel vaker dan andere door enthousiaste vingers waren aangewezen. Middenin het boek ontbraken enkele pagina’s die er, waarschijnlijk vanwege de handgekleurde illustraties, uit waren gesneden.

Twintig jaar geleden, in 1997, begonnen de medewerkers van Metamorfoze met het inventariseren van beschadigingen van allerlei aard en werden honderdduizenden boeken, kranten, handschriften en brieven verfilmd en later gedigitaliseerd. Van de zintuiglijke sensatie die het vasthouden van een boek kan verschaffen, gaat bij digitalisering veel verloren, maar daar staat zeer veel tegenover. De toestand van het origineel gaat niet, of veel minder snel, achteruit en de inhoud wordt voor iedere gebruiker van internet wereldwijd toegankelijk. Daarbij wordt er veel moeite gedaan om de kopieën een goede indruk te laten geven van het origineel, al gaat bij het scannen de tactiele dimensie geheel verloren. Digitale kopieën van boeken, brieven, kranten moeten voldoen aan vastomlijnde kwaliteitscriteria. Er bestaan scherp geformuleerde richtlijnen: belichting, kleurzweem en witbalans – het zijn enkele termen uit het programma voor het behoud van papieren erfgoed. 

Van meet af aan werden er bij Metamorfoze kopieën gemaakt op microfilm, maar tegenwoordig steeds vaker door te digitaliseren. Want microfilms zijn veel lastiger te raadplegen en te verspreiden dan digitale kopieën. Het zou goed kunnen dat inmiddels honderd miljoen pagina’s zijn verfilmd en vijfendertig miljoen pagina’s gedigitaliseerd. Aan de kwaliteit van de digitale kopie wordt veel waarde gehecht omdat die voortaan het origineel moet vervangen en, in principe, voor iedereen met internet te raadplegen moet zijn. De kopieën moeten dus zo precies mogelijk lijken op het origineel. Kopieën worden daarom, voordat het origineel wordt opgeborgen, aan een nauwkeurige inspectie onderworpen. Is de tekst volledig overgenomen, zijn er geen stukken van het beeld afgevallen? Zijn er niet per ongeluk handen met vingercondooms zichtbaar zoals met de slordige kopieën die Google maakt soms gebeurt? Vergeet niet dat aan zo’n per ongeluk mee gekopieerde hand te zien is of de scanner man of vrouw was, licht of donker, ja zelfs welke seksuele geaardheid hij of zij, naar aller waarschijnlijkheid, bezat (let op de relatieve lengte van ring- en wijsvinger).

Dat is irrelevante informatie met het oog op het produceren van een quasi-origineel van een zeventiende-eeuwse bijbel, dichtbundel, of zeldzame partituur die door velen dan ook als storend wordt ervaren. Het is een van de redenen dat er bij Metamorfoze trager, maar ook zorgvuldiger wordt gescand. Is er, wordt bovendien nauwkeurig geïnspecteerd, een juiste zwart-wit balans gevonden en komen de kleuren van de kopie van boek of handschrift wel precies overeen met die van het origineel? Met een reeks softwareprogramma’s en kleurentestkaarten worden de digitale kopieën vergeleken met referentiewaarden om de kwaliteit ervan op te voeren. Daarbij zijn de criteria voor de nauwkeurigheid van de kopie het meest stringent voor belangrijke kunstwerken als de tekeningen van Van Gogh, en wordt voor handschriften, boeken en kranten genoegen genomen met een uiterst getrouwe, maar toch iets minder perfecte kopie.

Er moesten wel prioriteiten worden gesteld. Sommige teksten kregen voorrang ten gunste van andere. Je zou kunnen spreken van een proces van culturele selectie dat darwiniaanse trekken vertoont. Het woord ‘erfgoed’ is in dat verband onbedoeld goed gekozen en de vraag dringt zich op in hoeverre hier sprake is van analogieën tussen biologische- en culturele evolutie. Boeken planten zich niet seksueel voort. En drukfouten of andere vergissingen, zullen, anders dan mutaties in het DNA, niet snel leiden tot beter aangepaste of zelfs heel nieuwe boeken. 

Darwiniaanse evolutie is een kennisverwervend proces. Wanneer planten of dieren in de loop van vele generaties door natuurlijke selectie steeds beter aangepast raken aan hun omgeving, komt dat doordat er stukje bij beetje, en vaak onbewust, ‘kennis’ over die omgeving bij elkaar is gesprokkeld. Maar darwiniaanse evolutie is niet per se afhankelijk van DNA. Die is, zoals de filosoof Daniel Dennett dat noemde ‘substraat-neutraal.’ Variatie, selectie en doorgifte van geselecteerde eigenschappen komen niet alleen voor bij levende organismen in de natuur. Doorgifte van bepaalde ‘kennis,’ dus culturele selectie, is in de KB waarschijnlijk heel gewoon, waarbij de medewerkers van Metamorfoze de selectiekrachten personifiëren zoals het klimaat, rivaliserende soortgenoten of roofdieren dat in de wildernis doen. Denk bijvoorbeeld aan teksten die niet door hun inhoud, maar vanwege het materiaal, in het verdomhoekje zitten, zoals die op bedreigd faxpapier. Dat zijn culturele ‘korenwolfjes’ die lastig te digitaliseren zijn. 

De KB is een van onze rijkste papieren ‘regenwouden’ met een onovertroffen culturele diversiteit, bij uitstek een centrum van accumulerende kennis. Kennis die gedigitaliseerd wordt, kan zich razendsnel verspreiden, veel sneller dan genen die ‘verticaal’ worden doorgegeven, van de ene generatie op de volgende. Genetische transmissie is eenrichtingsverkeer, terwijl culturele doorgifte van kennis ook ‘horizontaal,’ en eventueel in omgekeerde richting plaatsvindt. Niet alleen kunnen ouders hun kinderen, via digitale bestanden, voorzien van culturele kennis, kinderen kunnen hun ouders ook met (gedigitaliseerde) kennis verrijken. Genetische transmissie kost natuurlijk ook veel meer tijd dan digitale doorgifte die op een en hetzelfde moment in talloze richtingen kan plaatsvinden. 

Metamorfoze groeide al snel uit tot het grootste culturele conserveringsprogramma van Nederland en waarschijnlijk Europa. Het verval van originelen wordt door selectieve digitalisering weliswaar niet volledig gestopt, maar wel sterk vertraagd doordat ze als ‘culturele fossielen’, die zijn meegenomen uit de boekenberg, zorgvuldig worden opgeborgen en niet meer mogen worden uitgeleend. In het verleden werd een boek, zodra het was gedigitaliseerd, opgeborgen in een papieren hoes. Door tegenstanders van digitalisering werden die hoezen wel lijkenzakken genoemd, want in hun ogen was het originele boek dood, zodra de hoes werd gesloten. De ‘lijken’ werden niet langer uitgeleend en hadden dus ook geen ‘wisselende contacten’ meer. Ze werden niet meer vastgehouden, betast en bezoedeld, lezers lieten er niet langer hun sporen op na. Tegenwoordig worden de originelen zonder hoes opgeborgen in het magazijn, maar ook hun biografie is voltooid, al zal een enkele specialist nog wel toestemming krijgen, zo’n mummie te inspecteren. Soms zegt het uiterlijk van een boek meer over het boek dan de tekst die op verschillende manieren verspreid kan zijn.

Garrelt Verhoeven kocht voor de UB Amsterdam eens een vroege kleurendruk uit de zeventiende-eeuw, Tooneel der voornaamste Nederlandse huizen en lusthoven. Het was zwaar aangedaan, vol beschadigingen en vetvlekken. Ook trof hij tussen de bladzijden korrels goud aan en sporen van lijnolie. Hij liet de vlekken, korrels en olie spectrografisch analyseren, waarna het steeds waarschijnlijker werd dat het boek bij een productieatelier had gediend om kleuren uit te kiezen voor andere kleurendrukken. De levensgeschiedenis van het boek viel voor een belangrijk gedeelte te achterhalen juist door analyse van de vlekken, beschadigingen, ongerechtigheden, korrels. Kortom, biografische kenmerken van het boek die alle tijdens de digitalisering grotendeels letterlijk uit beeld verdwijnen. Maar zolang het origineel, zoals in dit geval, wordt bewaard, is dat nauwelijks een bezwaar te noemen. Ook in dit voorbeeld treft de analogie tussen boek en lichaam, al is het boek geschreven met alfabetische letters van drukinkt in plaats van nucleotiden, de genetische letters (A, T, C, G) waaruit het erfelijke materiaal, DNA, bestaat en die ‘de code van het leven’ vormen. 

Leven is kopiëren. Als het waar is dat het leven op aarde maar eenmaal is ontstaan, stammen alle levende- en uitgestorven organismen af van een allereerste replicator, of oerkopieerder, van genetische informatie. Wezens die als belangrijkste eigenschap hadden kopieën van zichzelf te maken en daarin in de loop van de evolutie steeds beter werden. Die kopieën uit het prille begin, miljarden jaren geleden, zullen vast niet zo nauwkeurig zijn geweest als de kopieën die het dubbelstrengs DNA van hedendaagse planten, dieren, paddenstoelen produceert. Ze zullen zelfs onnauwkeuriger zijn geweest dan de kopieën die hedendaagse virussen met het zeer kwetsbare enkelstrengs RNA maken. Misschien valt er iets voor te zeggen de enkelstrengsfase te vergelijken met een orale cultuur.

Vaak zijn er in een cultuur van jager en verzamelaars verhalenvertellers, zangers, dichters die de kennis van de gemeenschap koesteren en doorgeven. Uiterst kwetsbaar is deze kennis wel. Het hoofd van een verhalenverteller en zanger is een belangrijk reservoir van kennis voor de gemeenschap, het prehistorische equivalent van een bibliotheek. Niet zelden verdween veel van deze kennis als zo’n belangrijke cultuurdrager stierf. Dan moesten anderen hun best doen zich zoveel mogelijk te herinneren, of nieuwe liederen en verhalen verzinnen. Voor het behoud van erfgoed is de komst van het schrift (alfabet van 26 letters in onze contreien) al een geweldige stap voorwaarts geweest. Er gaat weliswaar veel verloren als een verhaal uitsluitend op schrift staat, want stem, mimiek en gebaren van de voordrachtskunstenaar zijn niet te horen. Grapjes en geïmproviseerde reacties op het publiek vallen weg. Het worden strikt genomen uitgeklede verhalen, liederen en gedichten, zodra ze op schrift staan. Maar het zeer grote voordeel is wel dat ze, zoals het liedboek dat ik ooit in handen hield, door monniken of klerken tamelijk nauwkeurig gekopieerd konden worden en dus een veel grotere kans maakten ruimer verspreid te raken. 

Een majeure stap in de biologische evolutie moet zijn geweest dat er uit enkelstrengs RNA waarin regelmatig genetische letters (A, T, C, G) verkeerd, dubbel of juist niet werden gekopieerd, organismen ontstonden met dubbelstrengs DNA. Van dat dubbelstrengs DNA zijn nauwkeuriger kopieën te maken dan van enkelstrengs RNA. Wordt er bij het kopiëren van dubbelstrengs DNA een fout gemaakt dan is er een grote kans dat die bij het vormen van de nieuwe dubbele streng direct wordt gedetecteerd en hersteld. De zogenaamde tripletten van drie genetische letters behelzen het programma voor de vorming van eiwitten uit losse aminozuren. Een triplet zou je kunnen vergelijken met een lettergreep uit een woord. Aminozuren krijgen in het gesynthetiseerde eiwit pas hun betekenis, enigszins vergelijkbaar met lettergrepen die in woorden of zinnen hun betekenis krijgen. Van eiwitten wordt zo ongeveer alles gemaakt: spieren, hormonen, antistoffen, insuline, maar in verband met Metamorfoze zijn vooral de zogenaamde reparerende polymerasen van belang. Dit zijn eiwitten die helpen het dubbelstrengs DNA uiterst nauwkeurig en betrouwbaar te kopiëren door het letter voor letter langs te lopen en, zodra er een fout mocht optreden, die onmiddellijk te repareren. Door deze reparerende polymerasen wordt het aantal kopieerfouten teruggebracht van een op de honderdduizend verkeerd geplaatste letters, zoals bij enkelstrengs RNA, tot maar één misser op een miljard. Hierdoor worden er bij replicatie zo goed als geen kopieerfouten meer gemaakt, een onvoorstelbaar nauwkeurig mechanisme dat door digitalisering enigszins, maar niet meer dan dat, wordt benaderd.

Scans zijn weliswaar erg betrouwbare kopieën van de originele tekst, maar bij het vertalen van de foto in leesbare tekst, wil er nog wel eens iets mis gaan. Opmerkelijk is dat, nu digitalisering meer en meer in zwang raakt en van cruciaal belang wordt geacht, ook de camera’s en andere apparatuur waarmee het digitaliseringsproces wordt voltrokken aan de eisen van kwalitatief hoge, nog nauwkeuriger reproductiewensen worden aangepast. Hoe scherper omschreven deze eisen en criteria worden, des te beter kunnen producenten van camera’s en dergelijke hun apparaten daarop afstemmen. Een vorm van co-evolutie. In Life Ascending schreef Nick Lane dat een klerk 280 bijbels zou moeten overschrijven en dan maar een enkele fout zou mogen maken om de nauwkeurigheid waarmee DNA met reparerende polymerasen wordt gekopieerd te evenaren. Zo nauwkeurig zal geen enkel mens ooit kunnen overschrijven. Van de 24 duizend bestaande bijbelhandschriften schijnen er geen twee hetzelfde te zijn, maar zelfs gezette boeken halen een dergelijke mate van nauwkeurigheid niet, al is door de uitvinding van de boekdrukkunst de nauwkeurigheid van de kopieën aanzienlijk vergroot.

Door het maken van microfilms en digitale kopieën is die nauwkeurigheid reusachtig gestegen terwijl de verspreidingsmogelijkheden groter zijn dan ooit. Een reuzenstap in de culturele evolutie met enorme voordelen voor het behoud en de verspreiding van papieren erfgoed, ook al is die niet te vergelijken met het ontstaan van DNA met reparatie-eiwitten. Een troostrijke gedachte is dat het leven op aarde al een jaar of 3,5 miljard bezig is met het perfectioneren van het kopieermechanisme en de schrijvende, boekdrukkende en digitaliserende mens nog maar net is begonnen.  

Dit essay is opgenomen in het jubileumboek van Metamorfoze: Mutilaties, ontworpen door Irma Boom.