Nationaal programma voor het behoud van het papieren erfgoed

Van ver en dichtbij: kennis over conservering

Shula Tas © KB Beeldstudio

Het drukbezochte symposium van Metamorfoze op 5 juni 2025 in de KB ging over het behoud van papieren erfgoed. Er was aandacht voor 3D-digitalisering, schimmels en kleurpigmenten. De sprekers lieten zien hoe onderzoek naar conservering van boek en papier voortdurend in beweging is en gedijt bij samenwerking en een multidisciplinaire aanpak. 

Seeing the unseen. The Selene project for 3D digitization of library collections

Carlos Bayod Lucini (Factum Foundation)

Dr. Carlos Bayod Lucini is werkzaam bij Factum Foundation, een organisatie die nieuwe digitaliseringsmethoden ontwikkelt voor het gedetailleerd vastleggen van cultureel erfgoed. Door hoogwaardige digitalisering blijft het erfgoed bewaard voor het nageslacht. Het maakt de productie van facsimile’s mogelijk van originelen die moeilijk te hanteren zijn of niet mogen worden blootgesteld aan het grote publiek.

Lucini toont een aantal projecten van Factum Foundation, bijvoorbeeld rond de muurschilderingen in de graftombe van Seti I (The Facsimile of the Tomb of Seti I). Door 3D-digitalisering is de staat van de muurschilderingen in kaart gebracht en kon een facsimile gemaakt worden. Deze vorm van digitalisering is niet-invasief: het object hoeft niet worden aangeraakt. Een soortgelijk project is uitgevoerd in de graftombe van Toetanchamon (The Burial Chamber of Tutankhamun). Door het combineren van verschillende methodes is een replica gemaakt, zodat mensen de graftombe kunnen ervaren zonder het origineel te belasten. 

3D-digitalisering wordt ook ingezet voor ogenschijnlijke 2D-objecten zoals schilderijen. Het oppervlakte wordt zo gescand dat de hoogte van de verschillende verfstreken zichtbaar wordt. Hiermee komt de hand van de schilder tot leven: in welke richting zette die de streek en hoe dik zat de verf erop?

De scans die Factum Foundation maakt zijn van een extreem hoge resolutie. Dit gebeurt door een object in kleine delen te scannen en deze hoogwaardige scans te combineren tot een hoge resolutie-afbeelding. Afhankelijk van het type object wordt een specifiek soort scanner gebruikt. 

Om de materialiteit van boeken gedetailleerd vast te leggen is de Selene-scanner ontwikkeld. Deze scanner maakt afbeeldingen waarmee het reliëf van papier en boekbanden in kaart wordt gebracht en zo zelfs de kleinste kras zichtbaar wordt. Het boek wordt van vier kanten belicht, zodat je een scan krijgt zonder schaduw. Met ontwikkelde software kan bijvoorbeeld tekst die is aangetast door inktvraat weer leesbaar worden gemaakt. 

Lucini sluit af met de boodschap dat Factum Foundation voortdurend werkt aan het ontwikkelen van nieuwe scanmethodieken voor verschillende doeleinden en soorten objecten. Blijf het werk van Factum Foundation dus vooral volgen.

Japanse prenten beter bekeken

Marije Jansen, Leila Sauvage en Dionysia Christoforou (Rijksmuseum)

Het Rijksmuseum beheert een collectie van bijna 6000 Japanse prenten. Deze prenten zijn zeer gevoelig voor licht. Blootstelling daaraan kan op termijn voor verkleuring zorgen. Dat leidt tot allerlei vragen, waaronder hoe kan de prent worden tentoongesteld zonder dat deze (verdere) schade oploopt? Marije Jansen (conservator Japanse prenten), Dionysia Christoforou (papierrestaurator) en Leila Sauvage (conserveringswetenschapper) hebben met Idelette van Leeuwen en Juliet Baines onderzoek gedaan naar kleurstoffen en pigmenten in Japanse prenten uit de Edo-periode (1603-1868). 

Voor het onderzoek is een selectie gemaakt van 56 prenten; waaronder prenten die verkleurd zijn, andere die niet verkleurd lijken, verschillende exemplaren van dezelfde prent en prenten die andere erfgoedinstellingen ook in de collectie hebben. Op die manier kunnen er goede vergelijkingen gemaakt worden. 

De prenten zijn onderzocht met niet-invasieve technieken om vast te stellen welke kleurstoffen en pigmenten er zijn gebruikt. De gebruikte technieken zijn technische fotografie (VIS, UV, IR), (Macro) XRF en FORS (Fiber Optics Reflectance Spectroscopy). Het Museum of Fine Art in Boston leverde ter referentie stalen van kleuren die in Japanse prenten zijn gebruikt. 

Naast de vaststelling van de mogelijk gebruikte kleurstoffen en pigmenten in de prenten, is onderzoek gedaan naar hoe die kleuren reageren op blootstelling aan licht. Daarvoor is kunstmatige lichtveroudering en microfading toegepast op kleurstalen in samenwerking met onderzoekers van de RCE. Waar sommige kleuren gestaag verbleken, is bij andere kleuren sprake van een sterke verandering en daarna stabilisatie. De uitkomsten helpen bij het bepalen van de juiste manier van conserveren en bij het nadenken over nieuwe richtlijnen met betrekking tot het tentoonstellen van de prenten.

Het onderzoek toont duidelijk aan dat streng lichtbeleid noodzakelijk is voor de collectie Japanse prenten. Aanbevelingen voor de toekomst zijn onder andere het meten van de kleuren voor en na een tentoonstelling en het analyseren van pigmenten om prenten te classificeren op lichtgevoeligheid. Ook wil het Rijksmuseum het onderzoek graag uitbreiden naar prenten uit latere periodes, zoals de Meiji-periode en de eerste helft van de twintigste eeuw. Een multidisciplinaire benadering is daarbij van groot belang, zo is uit het huidige onderzoek gebleken.

Archieven beschermen tegen schimmel met kennis en onderzoek

Jan Dijksterhuis (Westerdijk Fungal Biodiversity Institute)

Jan Dijksterhuis onderzoekt met collega's hoe lang schimmels blijven leven en onder welke omstandigheden. Door de reactie van schimmels (zowel actieve groei als niet-actieve schimmelsporen) op wisselende klimaatomstandigheden te bestuderen, kan de effectiviteit en veiligheid van passief geklimatiseerde depots beter worden ingeschat. Een belangrijke vraag is welke risico’s er zijn bij een meer ‘passieve’ bewaring. Veel schimmels komen pas in ontwikkeling na een calamiteit (vocht). Maar er zijn ook droogtetolerante schimmels. 

Voor het schimmelonderzoek zijn 16 verschillende erfgoedinstellingen bezocht. Daar zijn monsters genomen van objecten met schimmelsporen. Deze monsters worden op kweek gezet om te onderzoeken of de schimmel nog actief is. Ook worden er DNA-testen gedaan om te analyseren om welke schimmelsoorten het gaat. De uitkomsten worden in kaart gebracht. Welke schimmels komen het meeste voor, zijn er droogteminnende schimmels bij? 

De volgende stap is het testen op verschillende types papier (lompen, houtvrij, leer, kaft, geschept, zuur vrij, zuur etc.). De uitkomst helpt bij het maken van een goede risico-inschatting en vervolgens het bepalen van een optimaal bewaarregime. Het plan is om een test van een jaar (of langer) te doen met 15 soorten schimmels en verschillende papiersoorten, op locaties met een nieuw regime. Als geen van de schimmels uitgroeien is duidelijk dat het systeem veilig is.

De onderzoekers willen preciezer weten wat de minimale luchtvochtigheid is waarbinnen schimmelgroei mogelijk is. Hoe lang zijn ze levensvatbaar? Wat zijn de effecten van schoonmaken, borstelen en vacuümreiniging? Wat gebeurt er met de enzymen en zuren die bijvoorbeeld de cellulose in het papier afbreken? In hoeverre wordt de sterkte van het papier door schimmel aangetast?

De onderzoekers zijn op zoek naar papiermonsters en locaties voor het bewaren voor het testen van de monsters. Kun je meehelpen? Stuur dan een e-mail naar Jan Dijksterhuis.

Kleur be-Qenna. Een onderzoek naar het gebruik van de pigmenten op de dodenboek-papyrus van Qenna 

Eliza Jacobi (Rijksmuseum van Oudheden)

Eliza Jacobi doet onderzoek naar het gebruik van pigmenten op de dodenboek-papyrus van de Egyptische handelaar Qenna en zijn vrouw (13e eeuw v. Chr.).

Het dodenboek is in 1835 gekocht door museumdirecteur Reuvens. In het Rijksmuseum van Oudheden is de 17 meter lange papyrus in 38 stukken gesneden; dat vond men indertijd praktischer met het oog op de bewaring. Vijf vellen bevatten hiërogliefen met pigment. Ook is bitumen aangetroffen, een middel dat bij het begraafritueel werd gebruikt en dat schade aan de papyrus heeft veroorzaakt. 

De papyrus is tussen 2018 en 2022 gerestaureerd en sinds 2024 werkt Jacobi met financiering van Metamorfoze aan het kleurenonderzoek. Ze kijkt onder andere naar welke anorganische pigmenten er zijn gebruikt, welke schildertechnieken te zien zijn en hoe de papyrus gevouwen is geweest. Onderzoek naar de symmetrie van de schades heeft aangetoond dat het dodenboek niet in opgerolde toestand in het graf werd aangetroffen, maar in een harmonicavouw.

Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de Universiteit Hamburg, die een mobiel onderzoekslaboratorium beschikbaar heeft gesteld met diverse apparatuur om de papyrus met verschillende technieken te fotograferen. 

Dit zijn de drie clusters van voorlopige onderzoeksresultaten:

  • Van data naar duiding: de afbeeldingen die het fotograferen heeft opgeleverd worden onderzocht en geïnterpreteerd in hun culturele, historische en materiële context, zodat we meer te weten komen over de keuzes van de makers, voorkeuren in kleurgebruik, en de relatie tussen kleur en symboliek. Deze fase is nog gaande.
  • Gelaagde biografie van het object: wat is er met de papyrus gebeurd tussen de vervaardiging als ritueel voorwerp en zijn huidige status als museumobject?
  • Ethische afwegingen: ook niet-invasief onderzoek is niet zonder risico’s. Weegt de verworven kennis op tegen het risico voor het object? Is het verantwoord om alles te doen dat technisch mogelijk is?

De resultaten zullen worden gepresenteerd in wetenschappelijke artikelen, publicaties en congressen, en tijdens symposia en tentoonstellingen.

Veel, vaak en toch veilig: transportconcept voor de KB

Jaap van der Burg (BurgCon)

Jaap van der Burg werkt voor de KB aan een transportconcept. Dat is nodig omdat er een nieuw boekenmagazijn wordt gebouwd in de polder bij Delft dat gescheiden is van het publieksgebouw in Den Haag. 

Eenmalig moeten alle collecties verhuisd worden tussen maart 2027 en maart 2029. Zodra de eerste collecties zijn overgebracht gaan er transporten richting het publieksgebouw plaatsvinden voor aangevraagde materialen. De verwachting is dat er dagelijks zo’n 300 boeken en andere materialen heen en weer vervoerd moeten worden. 

Tot nu toe is er met name onderzoek gedaan naar het transport binnen het huidige gebouw van de KB versus binnen het toekomstige boekenmagazijn. De trillingen die vervoer op karretjes veroorzaakt, zoals nu gebruikelijk is binnen de KB, zijn vergeleken met de trillingen in het gerobotiseerde transport in het nieuwe boekenmagazijn. Die laatste vorm van transport blijkt veel minder trillingen te veroorzaken.

Om tot een concept te komen voor het volledige transport, van boekenmagazijn tot publieksgebouw, heeft de KB meerdere brainstormsessies georganiseerd. Daar zijn een aantal uitgangspunten uit voort gekomen, zoals minimale hantering van de collectie en bescherming tegen buitenklimaat, en modulair, volgbaar en ergonomisch transport.

Ook heeft de KB de hulp ingeschakeld van een aantal studenten van de TU Delft. Zij hebben 3 verschillende ontwerpen voor boekenkarren gemaakt, die met personeel van de KB zijn geëvalueerd. 

Transport gaat over veel meer dan alleen het vervoer tussen de twee gebouwen. De volgende stap volgens Jaap is nu het inrichten van de projectorganisatie, binnen de KB of met hulp van buitenaf. De tijd dringt, want de deadline is de zomer van 2026. 

Conserveringsonderzoek bij de KB

Foekje Boersma (hoofd Collectiebehoud KB)

Foekje Boersma sluit de middag af met een reflectie op conserveringsonderzoek. Conserveringsonderzoek is van belang voor het behoud van cultureel erfgoed. Erfgoed is uniek en onvervangbaar, en tegelijkertijd kwetsbaar voor verval door tijd, omgevingscondities, menselijk handelen en soms ook eerdere behandelingen. Maar conserveringsonderzoek draagt niet alleen bij aan behoud: het vergroot ook de toegankelijkheid van erfgoed, leidt tot meer cultuurhistorische kennis en tot de ontwikkeling van nieuwe preserveringsmethoden. 

Foekje heeft ChatGPT een overzicht laten genereren van verschillende soorten onderzoek, die ze koppelt aan de onderzoeksprojecten die eerder deze middag zijn gepresenteerd. In de verschillende projecten blijken bijna alle soorten onderzoek, van fundamenteel onderzoek tot historisch onderzoek, terug te komen. Alleen participatief onderzoek en onderzoek met kunstmatige intelligentie zijn niet aan bod gekomen. Voor die twee vormen van onderzoek is wel steeds meer aandacht. Er valt op dat gebied dan ook nog veel te winnen volgens Foekje.

Tot slot toont Foekje wat recente onderzoeksprojecten bij de KB. Die draaien allemaal om de vraag: “Hoe kunnen we bestaande en nieuwe onderzoekstechnieken op het gebied van materialiteit en conservering inzetten om fysieke collecties duurzaam te behouden en toegankelijker te maken?” Zo is er materiaalkundig onderzoek gedaan naar het Evangeliarium van Egmond, maar wordt er ook gekeken naar de duurzaamheid van digitale versus fysieke opslag in het ReVerDi-project. Ook is er doorlopend aandacht voor mogelijk gevaarlijke stoffen in erfgoed, zoals arsenicum en lood. De inzet van stagiairs bij verschillende onderzoeken was onmisbaar. 

Foekje eindigt met de oproep om steeds weer opnieuw de status quo te bevragen en zo tot nieuwe onderzoeksprojecten te komen.